jos peters

camino frances (2002)
camino sur & via de la plata (2005)
camino de levante (2007)
camino portugues (2009), vanaf Tui
camino del norte (2010)
camino frances (2011), vanaf Sarria

camino de levante
reisverslag 2007
fotoverslag
afstanden

mail @ jpeters.nl

 

Camino de levante, reisverslag 2007

Sneeuw - woensdag 21 maart

Voor een laatste Utrechtse capuccino met Frans naar Orloff. Binnen brandt de kachel, buiten sneeuw- en hagelbuien, een verdwaalde donderslag. Op de Oude Gracht mensen diep voorovergebogen onder grote paraplu‘s. Zware sneeuwval teistert ook Spanje.
Ik koop “Sneeuw” van Orphan Pamuk om onderweg te lezen.

Valencia
strand Valencia

Go West! - donderdag 22 maart

Waar te beginnen? In zee natuurlijk, het moet een coast-to-coastwandeling worden. Daar sta ik dan met mijn voeten in het water, vóór me de kabbelende golven van de middellandse zee, achter me de sky-line van Valencia. Ik draai me om, vanaf nu maar één kant op: westwaarts!
Gisteren aangekomen dus, na aangename vlucht, onbewolkte lucht, de hele kust van Spanje schoof langzaam onder me voorbij.
Een snelle keus van hostal: hostal Terminus, bij het station, Estacion del Norte, wat eruit ziet als een moorse burcht, cremekleurige muren en kantelen (en daarop groene en rode versieringen, wat mij aan kerstmis doet denken).
Rond zessen loop ik het centrum in. Op het Plaza del Virgen staat een enorme Maria met kindje Jezus op de arm, opgebouwd uit bloemen. De hele plaza is bezaaid met bloemen, ruikers en bloemstukken, achter dranghekken. Alles is verlept. Restanten van de Fallas, de feestweek die ik - met opzet- net gemist heb.
Ik werp een blik in de kathedraal en zie de aankondiging van een klassiek concert in de kerk, 23 maart 20.00 uur. En daar ga ik nu naar toe. Morgen verder, inclusief recensie.

Groots en godsdienstig - vrijdag 23 maart

Om op te pakken waar ik gebleven was: het concert was in de kathedraal, de componist had op die plek precies 250 jaar een mis gecomponeerd (Missa Ut, Re, Mi, Fa, Sol - merkwaardige naam) en die werd uitgevoerd, stevige barokmuziek, "groots en godsdienstig" volgens het programmaboekje, in een prachtige ambiance. De kerk heeft een gotische basisstructuur, her en der zijn kapellen in latere stijlen ingericht, achter het hoofdaltaar is een retabel met 6 schilderijen en een enorme hoeveelheid bladgoud wat de ruimte doet oplichten alsof er kaarslicht is.
‘s Ochtends had ik de kerk al bezocht en de toren El Micatel beklommen. Daarna door de Jardin de Thuria naar zee. Valencia ligt in een bocht van de rivier de Thuria, maar jaren vijftig was men de vele overstromingen zo zat dat de rivier afgedamd werd en door een kanaal ten zuiden van de stad naar zee geleid werd. De oude bedding is ingericht als Jardin, een lang multifunctioneel groen lint wat aan de noordkant om de stad heenloopt. Het is er prettig en rustig lopen, over fiets- en wandelpaden, er zijn parken, fonteinen, sportvelden, speelterreintjes, onder bruggen door, waar daklozen met karton hun slaapplaatsen afbakenen en hun slaapzakken in de nissen van de pijlers stoppen.
Op het einde wordt de bedding steeds wijder. Links en rechts op de oever staan hoge flats, vierkante blokken, maar in de bedding staat Valencia‘s trots: zeer moderne architectuur: groots en alles draait, buigt en kronkelt. Er is een opvallend gebouw, ovaal van vorm, wat er uit ziet als een enorme vis op het droge, wel passend in een oude rivierbedding. Een brede strook beton lijkt er vrij overheen te zweven.
Verderop de zee, eerst verborgen achter grote vierkante gebouwen die uitgebaat worden door de internationale sponsors van de zeilwedstrijd die er binnenkort is. Dan het brede strand. Het is er nog stil, een heel rustige branding, strakblauwe hemel, een beetje wind, mijn gedachten verwaaien mee.
Einde van de middag naar het kantoor van het Genootschap van de Vrienden van Sint Jacob. Het is er druk, er is een bijeenkomst, mischien een ledenvergadering, op een tafel liggen de bekende schelpen, vaantjes, boekjes, speldjes te koop. Ik word vriendelijke ontvangen, wordt officeel ingeschreven, krijg een Pelgrimspas (Credencial), de eerste stempel en nog enkele adviezen. Volgens de administratie loopt er momenteel geen andere pelgrim.

Gele pijlen - zaterdag 24 maart

Ik heb besloten om de eerste etappe van 34 km in twee stukken te lopen. Dus eerst 20 km naar Benifaió, dan met trein terug naar Valencia.
Aan het ontbijt ontmoet ik twee Vlaamse mannen. Zij waren bezig met een GR-wandeling ergens in het binnenland, 2000 meter hoog, en moesten omkeren omdat de sneeuw er zo hoog lag dat de weg niet meer te vinden was.
Eerst naar de markt om een stoffen rugzakje te kopen en een paar appels.
Dan: en route! De stad uit: door de oude stad, de iets minder oude stad, en de nog niet zo lang geleden nieuwe stad. Bij de rommelige stadsrand zie ik de eerste gele pijl op het asfalt, een goed gevoel.
Over de nieuwe bedding van de rivier de Turia (volledig droog), over de snelweg.
Dan weg van het verkeer, een onverhard pad langs volkstuintjes, metershoge cactussen, en prachtige bouwsels van bedspiralen, hout, gaas, plastic. Onder een viaduct lopen paar mannen keurend tussen bergen afval door. In Massanassa pauzeer ik op het dorpsplein, bankje in de zon.
Verder! de dorpjes hebben mooie namen, het routeboekje prijst de fraaie kerken uit de dertiende eeuw, maar het landschap verrommelt. Er wordt veel gebouwd, er liggen onverwacht gloednieuwe asfaltwegen.
Een flink stuk van de weg gaat door een bedrijventerrein. Het is er stil, zaterdagmiddag. De muren weerkaatsen de hitte, er staan een paar stoffige auto‘s, niemand te zien.
Na Silla lijkt het even beter te worden. Ik loop door kleinschalige tuinbouw, sinasappelboom en uien. De sinasappelboomjes zijn laagstam, er zit af en toe wat witte bloesem tussen het groen, de grond is bezaaid met rottende vruchten. De uien ruiken, voor de heerlijke sinasappelbloesemgeuren ben ik duidelijk te vroeg. Er is een experimenteel station voor windenergie waar een zestal verschillende types windmolens weekend houden.
Over een snelweg! Dat is het begin van een aantal kilometers wegwerkzaamheden waarin ik de route kwijtraak en op gevoel (en kompas) langs een spoorlijn doorloop. Als ik een tijd later over de spoorweg heen kan (viaduct! nieuw!) ben ik toch redelijk in de buurt van mijn eindbestemming, Benifaió, wat een paar kilometers verderop als een miniatuur-manhattan in de vlakte ligt: vierkante blokken flats waarachter toch een mooi en oud centrum blijkt te liggen.
Met de trein terug naar Valencia, Eine Kleine Nachtmusik door de luidsprekers, en in het hotel stierenvechten op tv.
Ik bel de Policia Local van Algemessi om voor de zondagnacht een plek in de gemeentelijke Albergue te reserveren. Hier heb ik erg tegen opgezien. Mijn spaans verbetert aanmerkelijk als ik mensen kan zien. Maar het gaat goed, op vertoon van pelgrimspas en paspoort wordt er een plek in "de mooiste albergue van deze Camino" voor me vrijgehouden.

terug naar boven

Via Augusta - zondag 25 maart

Wakker worden met zomertijd, rugzak inpakken, Jacobsschelp aan een touwtje, breedgerande hoed op het hoofd en de weg oversteken naar het station. In de trein klinkt weer klassieke muziek, het landschap waar ik gisteren liep, schuift voorbij als in een film. In Benefaió stap ik uit. Volle terrassen na de mis. Ik loop nog even de kerk in, een mooie barokkerk, maar het is afgelopen: een paar mensen dragen nog vaandels en instrumenten naar buiten, het is blijkbaar een plechtige mis geweest. Iemand doet de lichten uit.
Het dorp ligt snel achter me. De weg slingert op een prettige manier door aanplantingen van sinasappelbomen en andere gewassen. Het landschap glooit heel licht, de weg is wat opgehoogd, zodat je ver over de velden kunt kijken. Alles laag groen, af en toe een schuur, met een paar bomen. Ver vooruit liggen bergen die langzaam groter worden, maar ik zie dat ik ze rechts ga passeren.
Langs de weg de betonnen bakken van irrigatiekanalen, allemaal droog. De spoorlijn is nooit ver weg, om het half uur stuift het regionale treintje voorbij.
Dit gaat zo kilometers door. Af en toe een auto, een paar fietsers.
Het is blijkbaar een oude romeinse weg. Er staan betonnen palen langs de weg, met Via Augusta er op.
Ergens halverwege staat een ingevallen huis, l‘Hort de les Monges, het moet vroeger wat geweest zijn. Ik schrik van een raam wat ergens binnen klappert. Tegen de zijmuur is een hondenhok gemetseld, een klein kasteeltje met torentjes en kantelen.
Als ik dichter bij Algemesí kom, wordt de aanplant grootschaliger. Er staat nu af en toe ook een hek. Ergens daartussen staat de Sociale Werkplaats van Algemessí, grote kassen, bedekt met gescheurd plastic. Het is zondag, er is niemand.
In Algemessí zoek ik de Policía Local op die me de sleutels van de Albergue kan geven. Ik moet even wachten. In de routegids lees ik dat de Camino eigenlijk de Via Augustus volgt, inderdaad een oude romeinse weg die van de Middellandse zee naar de Atlantische kust loopt. Zoals ook de Via de la Plata begonnen is als romeinse snelweg, zo blijkbaar ook de Camino de Levante.
De Albergue is ruim en helemaal voor mij alleen. In het gastenboek staat vóór mij in 2007 maar 1 andere bezoeker ingeschreven.

Hond - maandag 26 maart

Natte straten, het heeft vannacht geregend. Ik drink koffie in de Hogar de Pensionistas, - elke stad of dorp heeft zo‘n gelegenheid voor senioren, maar deze hier heeft kroonluchters en veel spiegels achter de bar, de allure van een Grand-Café. Groepjes dames beginnen samen opgewekt een nieuwe dag. Mannen alleen roeren zwijgend in hun koffie en laten zich een tostado brengen.
Over ijzeren voetgangersbrug de stad uit. In de verte blauwe bergen, het weer is nevelig, laaghangende bewolking.
Meteen de Via Augusta, vandaag doe ik niets anders: een slingerend weg, links en rechts sinasappelboompjes. Per perceel steken er bordjes in de grond met nummer en naam van de eigenaar. De een houdt zijn perceel keurig bij, gesnoeide boompjes op aangeharkte grond, de ander heeft andere opvattingen: de oogst hangt nog aan de boom en rottend fruit in alle kleuren oranje ligt tussen het onkruid. Ik zie weinig mensen werken, soms ligt er een berg snoeihout te smeulen.
Naarmate de dag vordert, worden de plantages groter, de gebouwtjes die er soms staan, heten Oficinas en staat er nog een hek opheen, dan blaft er ook een hond.
En dan nu even mopperen.
De weg wordt regelmatig onderbroken door plaatsen, stadjes met mooie namen. Ze hebben hun ontstaan te danken aan de Camino en kennen dan ook een rijke historie van herbergen en hospitalen, zegt het routeboekje wat verder ook de kerken en kapellen roemt.
Ik merk vooral de Obras - werk in uitvoering. Bij het eerste stadje, Alzira, zijn drie tractoren bezig de plantages te ruimen, er komt een weg en een nieuw bedrijventerrein. Omlopen, weg zoeken. Het boekje vestigt de aandacht op een monument, een kruis onder een tempeldak, 14de eeuws, het staat aan de route. Dat klopt: het staat - mooi uitgespaard - in de middenberm van een vierbaans snelweg. En het stadje heeft al een bedrijventerrein. Het afval ligt centimeters dik in de berm.
Vóór Poblo Llarga wordt iets aangelegd wat voor een wandelaar al gauw de proporties heeft van een Maasvlakte. Een kale vlakte, ruime asfaltbanen, parkeerterreinen al klaar, en ik moet over een aantal vangrails klauteren. Voor alle mooie monumenten heb ik als wandelaar geen tijd. Bovendien is het lawaai en de drukte van de stad geen pretje. Verder maar weer, het volgende traject van de Via Augusta/ Camino.
Het wordt steeds mooier. Na Manuel, een dorpje, kiest de route een smal voetpad langs een rivier. De weg begint te stijgen. Bloeiende klaprozen en ander spul in de berm. In de verte ligt Xàtiva al, eindpunt vandaag, in een vlakte tussen twee hoge bulten.
Het voetpad wordt weer asfalt. Vóór me op de weg, bij een huis, een aantal honden die me aanstaren. Ik heb mijn stokken nog aan mijn rugzak gesnoerd en probeer ze nu los te duwen zonder de rugzak af te doen.
Er komt met flinke snelheid een auto aangereden. Eén hond heeft het te laat in de gaten, springt naar links, terug naar rechts, een wiel gaat over hem heen. Achter het wiel komt hij onder de auto vandaan, sleept zich jankend naar de struiken. De auto rijdt door, stopt dan toch. De bewoner van het huis komt naar buiten.
Op dat moment schiet een stok van mijn rugzak los en rolt in het irrigatiekanaal langs de weg. Omat ik denk dat hij mischien meegevoerd wordt door het snelstromende water (hier wel water), ga ik op de knieën om hem op te vissen. Als ik overeind kom, lijkt alles al voorbij. De auto start en rijdt me haastig voorbij. De huisbewoner is naar binnen.
Ik moet langs drie springlevende honden - was er wel een vierde? Ze doen wat honden hier altijd doen: op een afstand blaffen, zich koest houden als je passeert en je dan van achteren besluipen. Ik doe wat ik altijd doe: doorlopen, vanuit mijn ooghoeken de mormels in de gaten houden (geen direct oogcontact), met een stok zwaaien als er eentje te dicht bij komt.
Driemaal met een viaduct over een snelweg, nog niet in gebruik.
Ik blijf bezig met die hond, hoe dat wiel over hem heen ging.
Om Xàtiva binnen te komen, moet ik langs een asfaltweg, avondspits langs me heen, en ik let goed op.
Vind de Albergue, een multifunctioneel bedrijf (Albergue! Kamers! Casa rural!) naast de basiliek. Ben er weer de enige.
En ja, die droom. Mijn broer Paul maakt prachtige salto‘s voor een aanstormende metro. Hij legt ook nog uit dat hij alles onder controle heeft. Ik ben verschrikkelijk kwaad en scheld hem de huid vol.
Sorry, Paul.

terug naar boven

Door het dal van de Cañones - dinsdag 27 maart

Over een rechte asfaltweg Xàtiva uit. Het is bewolkt, de wolken hangen laag om de bergtoppen. Een rivier over via een stuk beton in de bedding, het water spoelt langs mijn schoenen. Kleine dorpjes, met arabisch klinkend namen. Zoals het moet zijn: stil, echo´s van stemmen door de straten, vrouwen in zwarte schorten die met boodschappenkarretjes bij elkaar staan, mannen met een peuk in hun mond. Toch ook spandoeken: “we willen zelfstandig blijven”, “koop in je eigen dorp”. Veel graffiti, het Autonomen-teken en anti-Bush, drie hakenkruizen en anti-immigratieleuzen.
De weg blijft langs de rivier lopen. Ik heb gelezen dat dit dal, van de rivier de Cañones, de verbinding vormt tussen de laagvlakte van Valencia en de hoogvlakte, de Meseta, van het spaanse achterland. Dit al eeuwenlang, dus alle verbindingen lopen hierlangs. Nu ook de autoweg en de hogesnelheidstrein. Het dal is zo breed dat ik er geen last van heb.
Het is een rustige wandelweg, asfalt, tussen sinasappelplantages, steeds in de buurt van de rivier. De hellingen worden steiler. Rode grond. stapelmuurtjes.
Vlak voor eindbestemming Moixent een stijging en dan begint het te regenen, gelukkig niet koud.
Ik meld me bij de Policía Local waar ik ‘s middags al de Refugio gereserveerd heb (de Policía Local regelt dat hier voor je). Achter in een politieauto - op het boevenbankje, de deur kan niet meer open - wordt ik weggebracht, naar het gebouw van het Rode Kruis waar mijn onderdak zal zijn. Het is een Refugio zonder liefde: kleine ruimte, volgepakt met stapelbedden en oude matrassen. Het stinkt. Douche zonder douchekop en uit alle kranen komt eerst bruin water. Heel vroeg gaan slapen. Eerst blaren verzorgd. Ik heb nooit blaren, nu dus wel: twee, linkerhak en rechterhak. Misschien omdat ik vlak voor mijn vertrek de schoen nog verzoold heb en tot nu toe veel op asfalt gelopen heb.

10 computers - woensdag

In de zaal van de bibliotheek in La Font de la Figuera staan 10 computers die allemaal aan moeten omdat ik er een wil gebruiken. De bibliothecaresse doet het graag. Ze vertelt dat er wel meer pelgrims komen, maar dit jaar ben ik de eerste. Ik slaap in de Polideportivo, het sportcentrum. Een refugio met liefde: heel hartelijke ontvangst door de sportjuffrouw die vanavond om 10 uur een sportmat voor me klaarlegt en net ook nog autovervoer geregeld heeft naar de bibliotheek. Want het regent, miezerregen, de hele dag de poncho aan. Verder was het een prachtige weg. Eerst omhoog, het dal uit, mooie vergezichten. Boven is het landschap vlakker, maar het glooit nog steeds en is erg afwisselend. Ik loop over een landweg, natte gele leem, die in dikke plakken aan mijn schoenen blijft zitten.
De sinasappelteelt is helemaal verdwenen. Nu staan er olijfbomen en beginnend koren. Het is een landbouwgebied, maar ik kom niemand tegen. Wel staan er her en der verspreid, heel ver uit elkaar, boerderijen, meestal verlaten.
Voor zo‘n dag als vandaag, daar doe ik het voor.

Oi ! Oi ! - donderdag 29 maart

Slaapadressen staan in het routeboekje. Je moet tevoren bellen, meestal is dat de Policía Local, die heeft de sleutel. Vandaag was het een klooster, de zusters Slaven van Maria, in Almansa. Ik stel het bellen meestal wat uit, want ik voorzie Grote Misverstanden, vanwege mijn spaans. Meestal valt het wel mee. Ik heb nu een paar vaste zinnetjes, als reactie komt er meestal een stortvloed van spaans wat ik niet begrijp, dan herhaal ik wat zinnetjes en wacht tot er een antwoord komt wat ik begrijp. Zoniet, dan weer herhalen en zo komen we er wel uit. Vanmiddag had ik een zuster aan de lijn, we begrepen elkaar al heel snel, het gesprek stokte toen ze Oi! Oi! begon te roepen, wat ik in het nederlands begreep als: dat gaat helemaal niet, wat maak je me nou! Tot ik begreep dat ze “Hoy” zei, ze vroeg of ik vandaag kwam en toen was het goed.
Ik kwam tegen vijven aan en werd onmiddellijk door allerlei gangen naar beneden geleid, naar een gastenverblijf, met goed bed en warme douche. Ik was moe.
Vanmnorgen vertrokken uit de Polideportivo. Op het aluminiumdak van de sporthal klinkt het alsof het water met bakken naar beneden komt, maar buiten valt het mee, het miezert. Ik koop brood bij de bakker, en op pad. De weg is meteen stil, kruipt langzaam omhoog, weg uit het dal, weg van het doorgaand verkeer. De velden en olijfbomen verdwijnen als ik hoger klim. Het wordt een omgeving met rotsen en stekelige struiken, zo‘n plek waar in het zomer hagedissen op een steen liggen te bakken. Maar nu regent het en het is zwaarbewolkt. Bij een boerderij, bewoond, linksaf en daar loop ik de Communidad van Valencia uit en begin aan Castillia - La Mancha. Het landschap lijkt meteen te veranderen. De weg wordt een lange rechte lijn door groene velden, draait weg van de TGV en slingert dan verder door de groene velden. Na de bocht de wind in mijn gezicht, en het lijkt steeds harder te regenen. Kilometers maken. Er is geen plek om even te schuilen. Weer even een helling op, daarachter ligt Almansa, ver weg in een nieuwe vlakte. De vlakte wordt afgesloten door een hoge rotsformatie, waar de zon op ligt. En jawel, het trekt wat open, de regen houdt op en bijna droog, maar nog totaal onder de modder bel ik bij de zusters aan.
Nog even de stad in en toevallig komt ik langs dit internetcafé.

Alpengejodel - vrijdag 30 maart

De zusters weten wat senioren willen: overdag de verwarming uit, ‘s nachts aan. Ik heb dus niet zo goed geslapen, maar intussen wel bedacht dat ik een rustdag wil inlassen, vandaag dus, in Almansa. Precies op de momenten dat je denkt er nog wel een schepje bovenop te kunnen doen, moet je vertragen. Eerst de was naar een lavantería gebracht, want door het natte weer had ik een paar dagen niet gewassen. Daarna het Castillo bekeken: door de arabieren gebouwd op een rotspunt, door de christenen later verbouwd. Rots en kasteel gaan mooi in elkaar over. Een krans van daken met rood-bruine dakpannen om het Castillo, daarachter - goed te onderscheiden - de latere eeuwen. Een prachtig gezicht over de verre omgeving, onder een vandaag wolkenloze hemel. Later heb ik een krant gekocht (Nederland: de twee buitenechtelijke kinderen van Bernhard) en in een parkje waar een kraan was, schoenen en gamaschen schoongemaakt van de modder en de leem van de vorige dagen. Naast het parkje was een school. Bij het uitgaan werd muziek gedraaid en achtereenvolgend hoorde ik: een vrolijke weense wals, alpengejodel en het duitse volkslied. Misschien was het themaweek Duitsland geweest.
De Semana Santa gaat beginnen, de week vóór Pasen, overal hangen affiches met een beeld van een lijdende Christus erop. Spanje heeft vrij.
Morgen weer lopen, een lange route en de weersverwachting is: plaatselijke buien.

terug naar boven

Wachten op de man

Albacete is provinciehoofdstad, een compacte stad, een city, het hele centrum is volgezet met hoogbouw. Er is geen middelpunt. De kathedraal is onvindbaar, behalve als je bij de zoveelste flat de goede hoek omslaat. Ik raakte de weg kwijt, maandagavond, begon me niet zo lekker te voelen, het was al donker en het begon te regenen, en kwam - dat gebeurt dan altijd - bij de Burgerking terecht voor het avondeten. In de blik van de serveerster meen ik dan te zien wat op dat ogenblik mijn eigen gedachten zijn.
Het zijn geen helpende gedachten, dus terug naar het hostal, maar weer verdwaal ik.
‘s Ochtends is het fris. De straten warmen niet op door de hoogbouw.
Eerst ontbijt. Een oude man met verwarde haren en te lange baard drinkt zwarte koffie aan de bar en staart me een tijd uitdrukkingsloos aan.
Op pad onder het motto:
Liever de voeten versleten
dan de blues in Albacete.

Er volgt een lange, rechte weg, door een plat landschap. Zonnig. Het wandelen doet goed.
De beschrijving in het boekje heeft steeds minder woorden nodig (“twee uur verder...”).
Een afslag naar Finca Santa Catelina (in de verte een boerderij).
De Club de Aeromodelismo: een poort, een grote partytent.
Een boerderij dicht langs de weg: zes blaffende honden, tegen de schuurdeur trapt grootvader een balletje met zijn kleindochter.
Metalen pijpen in de grond, met sproeikoppen: voor de beregening.
Het Canódrome, een strook zand voor de draf- en rensport.
Dan een tunnel onder de snelweg en ik ben La Gineta, een verrassend mooi dorpje.
Het is laag, de huizen hebben allerlei kleuren, zelfs het trottoir is her en der rood. Er staat een huis met een Gaudi-achtige strook golvend mozaïek over de voorgevel.
Ik koop brood en eet op een van de bankjes die er overal staan.
Verder.
Het gaat waaien, het dreigt te gaan regenen, maar het zet niet door.
Na een afslag verandert de weg in een echte landweg, een karrenspoor met een begroeide middenberm en plassen op de grond, die door het landschap slingert en boerderijen aandoet of wat daar nog van over is. Leeuwerikken boven het groene koren.
Dan aan de horizon een strook bomen, daarboven een torenspits, als in de polder van Westbroek.
De bomen staan langs een kanaal, een betonnen bedding, die van links naar rechts door het landschap snijdt. Nog een uur naar de kerktoren, La Roda, tegen de ondergaande zon in.
Bij binnenkomst staat er toevallig iemand van de Policía Local. Hij komt op me toe en legt een hand op mijn schouder: zoek ik misschien de herberg?
Hij praat in de mobilofoon en brengt me naar een collega die even verder het verkeer staat te regelen. Overleg met de centrale. Ik moet naar het Campo de Esportes, daar is een man die me alles zal wijzen.
Het is een groot terrein: voetbalveld, hal, tennisveld, nog meer buitenvelden.
Niemand die op me toekomt, wel een dertigtal teeners die net klaar zijn met de sportclub. Ik ben een bezienswaardigheid. Ze nemen foto‘s en vragen wat ik wil.
Een beetje maf verhaal, vinden ze, een rare man in korte broek die in koeterwaals-spaans op een voetbalveld een herberg voor pelgrims zoekt.
- “Hoe heet u?”
- “Ik heet Jos”.
- “Hij heet Jos!!!!!”
Er wordt druk overlegd. Ik hoor het woord tonto al. Ze besluiten dat ik weer naar de politie moet. Een zestal dapperen gaan mee. Ze brengen me naar de Guardia Civil, maar dat is de verkeerde politie. Opnieuw overleg. Naar de man van de Policía Local die het verkeerde regelde, dat is een goed idee.
De politieman zegt dat ik moet wachten. Het kan nog een uur duren.
Maar het duurt vijf minuten, dan is Antonio er. Ik neem hartelijk afscheid van de jeugd van La Roda.
Antonio of Antoine, zoals hij zich liever noemt, brengt me naar een ruimte onder de tribunes, een soort clubhuis voor de plaatselijke vrienden van de Camino. Een paar ruimtes die volstaan met dingen die altijd nog van pas kunnen komen. Affiches van de verschillende spaanse Camino´s aan de muur.
Er staat een paar veldbedden. Het is er stil, ik slaap erg goed.

Kruisweg - woensdag 4 april

Het is vier graden, ‘s ochtends om negen uur. De route begint in Calle Dulcinea, de laatste straat van het dorp waar je ook aan de Ruta de Don Quijote kunt beginnen. Die route is een anwb-achtig iets. Er staan paaltjes om de weg te wijzen en ik zie mijn eerste picknickplek. Daar trek ik mijn lange broek aan, een extra shirt en doe sokken om mijn handen. Over het platte veld waait het erg hard, ik moet er recht tegen in, het is gewoon koud. Na een paar kilometers begint het ook te regenen. Poncho aan. Het water klettert op me neer,de lucht is helemaal dicht en grijs. De weg is een modderig karrenspoor wat naar de horizon kronkelt en daar is voorlopig niets te zien.
Half twee in Minaya. Het regent iets minder. Het plaatsje is een belangrijke schakel in de noord-zuid verbinding geweest en er zijn nog een paar mooie gebouwen over, ik bekijk de buitenkant. Koffie en broodje in bar Diego.
Na Minaya wordt de bewegwijzering slecht, lijkt af en toe helemaal verdwenen. Het stopt met regenen, het wandelt wel prettig, maar vandaag is de tweede achtereenvolgende dag met een traject van meer dan 30 km en ik begin mijn benen te voelen en mentaal begin ik ook moe te worden. Van mijn blaren heb ik gelukkig niet veel las meer, bedwongen met Compeed.
Pauze in een bar in Casa Los Pinos, een soort dorpshuis, waar oude mannen kaarten. Het is er blauw van de rook. Spanje heeft een strikt rookbeleid, op bijna elke cafédeur staat het bordje dat roken toegestaan is.
De harde, koude wind houdt aan. Het landschap is heel open, in de verte donkere wolken, neerslag hangt eronder, maar bij mij blijft het droog.
San Clemente, een stadje wat er goed uit ziet.
Ik bel de Policia Local die zegt dat er geen herberg is en dat ik maar een hotel moet zoeken. Het wordt hostal Milán, voor 2 nachten.
‘s Avonds eet ik in een restaurant aan het kerkplein.
Kom ik buiten - het is over tienen en al lang donker -, kijk ik tegen een processie aan. Een aantal mannen in paarse pijen met een wit koord om hebben een draagbaar op hun schouders. Daarop een levensgroot Christusbeeld, die zijn kruis draagt. Er staat een rij mensen bij, niet eens zoveel. Een priester bidt, het is de laatste statie van een kruisweg.
Ze dragen Christus de kerk in. Het kruis steekt teveel uit, het wordt ingeklapt.
Binnen is het afgelopen, de mannen trekken de pijen over het hoofd, gezellig geroezemoes. In de kerk staan een stuk of tien beelden, op draagbaren. De rest van de week zal er elke dag een processie zijn.
Eentje - morgen, Witte donderdag - zal ik in ieder geval kunen zien.
Terug in het hostal, tv op mijn kamer, zijn er op een aantal zenders passende films, een EO-achtige verfilming van het leven van Jezus, de film van Mel Gibson, Spartacus.
Hollywood en Semana Santa hebben wel iets met elkaar.

terug naar boven

Semana Santa - donderdag 5 april

Witte Donderdag, rustdag
Veel winkels zijn dicht. Ik kijk waar mensen met brood in hun tas vandaan komen en kom op een markt terecht. Die bestaat al eeuwen, lees ik later, de donderdagmarkt van San Clemente: groente, fruit, kleding, kanariepieten en konijnen.
Het oude gemeentehuis is een mooi gerestaureerd gebouw uit de Renaissance en is nu een museum voor moderne grafische kunst, een combinatie die goed uitpakt. Er is een apart zaaltje voor Lucebert en Corneille.
De kerk in, om een stempel te scoren.
In Valencia heb ik een pelgrimspas aangeschaft, een pelgrimsidentiteitsbewijs. De bedoeling is dat ik in elke plaats een stempel laat zetten, liefst die van de kerk natuurlijk, maar een andere instantie kan ook. Op deze manier kan er bij aankomst in Santiago gecontroleerd worden of de pelgrim wel echt gewandeld heeft.
In de kerk is het druk.
Vanavond is er processie, dat wordt voorbereid. De pastoor die de stempel moet geven, heeft het druk, ik heb tijd om goed rond te kijken. Er zijn hier blijkbaar een zevental Confradías (broederschappen, maar vrouwen doen ook mee). Elke Confradía heeft zich een scene uit het lijdensverhaal toegeëigend.
Zo is er Jezus in de Hof van Gethsemane.
Op een platform - door de vele versieringen een kunstwerk op zich - staat een beeld van een geknielde Jezus die met een door angst verwrongen, maar toch waardig gezicht omhoog kijkt. Hij draagt een prachtig rood gewaad. Naast hem een olijfboom. Iemand is bezig de boom van verse takken te voorzien. Anderen zijn bezig om kussens te binden onder de lange houten draagbalken die in de lengte onder het platform vastgemaakt zijn. Alle platforms worden versierd met bloemen.
Verder is er:
Jezus aan de martelpaal
Jezus geboeid en gekroond met doornenkroon
Jezus draagt zijn kruis
Jezus sterft aan het kruis
Evangelist Johannes
Maria, Moeder der Smarten

Aan Maria wordt door twee vrouwen bijzondere aandacht gegeven. Ze stoffen haar af, trekken haar prachtige, wijduitstaande jurk recht en spuiten stijfsel op een hagelwitte doek die ze in haar handen houdt en waarop een zilveren kroon ligt. Maria is klein van stuk, net zoals de mensen hier, heeft een donker, bijna zwart gezicht, verstard van verdriet kijkt ze in de verte.
Ik krijg mijn stempel in de pastorie. Daarna een tijd internetten.
Het is een beetje gokken wanneer de processie begint. Het plein moest om 19 uur autovrij zijn, hangt overal aangeplakt. Tegen die tijd ga ik weer eens in de kerk kijken, maak net het laatste stuk mee van de Witte donderdag-liturgie, het sacrament wordt in een korte processie naar een zijaltaar gebracht. O ja, zo moet dat op Witte donderdag, dat was ik helemaal vergeten. Het baldakijn wordt door vier oude mannen gedragen. Daaronder de priester met de monstrans, daarachter de burgemeester, het hoofd van de Policia Local in uniform en nog een paar notabelen.
Ik ga maar terug naar het hostal, schoenen schoonmaken.
Tegen achten ga ik weer naar buiten. Van alle kanten komen mensen in paarse pijen aangelopen, de puntmuts met het masker onder hun arm.
Het wordt snel donker, een diepblauwe lucht, de straatlantaarns gaan aan.
Vanuit de verte komt een drumband aangemarcheerd, ze maken een extra rondje om de kerk, het geluid knalt tegen de gevels. Mensen blijven toestromen.
Bijna onmerkbaar begint de processie. Een fanfare speelt en heeft zich in beweging gezet: heel langzaam, bijna stapvoets.
Eerst het vaandel van de Confradía. Dan een dubbele rij van gemaskerde mensen, mannen en vrouwen, kinderen. Ze dragen paarse pijen, koorden, lange puntmutsen met stof die over de schouders valt, gaten voor de ogen. Fakkel in de hand. Dan de draagbaar, een scene uit het passieverhaal van Christus, hoog boven alles uit, heen en weer deinend door het langzame lopen. Er zijn 14 dragers bij het kleinste beeld en 44 bij het topstuk, Jezus sterft aan het kruis. In de vrije hand hebben ze een stok, okselhoogte, met een klein dwarsbalkje bovenop. Als de processie stopt, wordt die stok op commando onder de draagbalk gezet, zodat de schouders even rust krijgen, nog een heel precies werk om dat gelijktijdig te doen.
Zo achtereenvolgend de zeven Confradías.
Achter Jezus sterft aan het kruis, bijna onzichtbaar in het donker, loopt iemand met een zelfgemaakt kruis over de schouders.
Tot slot Maria. Ze wordt voorafgegaan door een zestal vrouwen, met hoge haarkam en mantilla die op zilveren schalen een doornenkroon dragen.
Dan de priester en de notabelen en de echte fanfare, met koper- en houtblazers.
Bij elkaar duurt het twee uur.
Teruglopend komt me precies voor het hostal de kop van de processie tegemoet en zie ik alles nog een keer. Het gaat wat sneller, de discipline is er wat af. Kinderen die gemaskerd meelopen, plagen kinderen langs de kant die niet weten wie ze voor zich hebben. Het is een smalle straat. Als de laatste fanfare voorbijkomt, kan ik op de standaards zien dat ze de mars El Evangelista spelen.

terug naar boven

Toledo

Dit wordt een inhaalblog. Ik ben een week achter, kwam geen internetcafé‘s tegen, de plaatsjes worden wat kleiner. Ik maak wel elke dag een papieren verslag, dus wie weet, later, als ook de foto‘s klaar zijn, komen deze dagen er nog helemaal bij.
Nu in Toledo dus, ruim 400 km van Valencia af. Het landschap is pas de laatste dagen wat aan het veranderen: nog steeds landbouw, maar iets meer plooien en glooien, en soms een echt Castillo daarbovenop. De Semana Santa leverde problemen op, het kostte me moeite om op Goede Vrijdag een slaapplaats te vinden, moest met de bus een tiental kilometer verder, kwam uiteindelijk ‘s avonds laat op een peperdure plek in een familiehotel terecht, volledig in Don Quijote-stijl ingericht. Paaszaterdag en -zondag in La Toboso, ook een en al Don Quijote, vond een goedkoop hostal, ben er toen maar meteen 2 nachten gebleven. Kon toen de afstand die ik met de bus gedaan had, weer inhalen, begon laat, paasmorgen, bussen vielen uit, heb toen een stuk in het donker gelopen, met bliksem en onweer in de verte, wel een speciale ervaring.
Sliep gisteren in een soort bunker, onder de muziekkiosk op het dorpsplein van Mora. Nu twee nachten jeugdherberg in Toledo. Prachtig panorama om aan te komen, in Toledo. Vandaag sightseeing, druk en toeristisch, maar wel de moeite waard. En het regent buiten, voor het eerst sinds een paar dagen, verder is het droog geweest. Vanavond weer een concert, ik hoop dat het niet te druk is: Gustav Leonhardt !!! Orchestra of the Age of Enlightment!!! 2 missen van Bach!!! In prachtig oud klooster!!! Gratis toegang!!!
Het lopen gaat goed, blaren iets hardnekkiger als ik dacht, maar ik heb er nu toch minder last van. De afstanden zijn flink, gisteren tegen de 40 km. Morgen ook weer boven de 30, daarna minder. Tot nu toe geen medepelgrim gezien. Hier in Toledo hoor ik weer andere talen, er was zelfs een aardige gids voor nederlanders en vlamingen voor het kathedraalbezoek. Ik verbaas me er soms over dat ik me geen moment verveel, mis bv absoluut geen mp3-speler (heb wel even gedacht om er een mee te nemen). Ook al doe ik verder niet veel meer dan wandelen, slaapplek zoeken, eten, slapen. Ik hoop over vijf dagen in Avila te zijn. Dat is de helft, van Valencia naar Santiago. Ik hoop wat gemakkelijker internetcafé‘s te vinden, anders moeten jullie weer een paar dagen wachten op verder bericht. Dank voor jullie aardige reacties, ik vind het veel plezierig om ze te lezen.

Geel spul - zondag 15 april

Oef, blijkt het dorp toch een internetcafé te hebben, maar nu heb ik maar een half uur de tijd. Want ik ga eten met Friedel, dat is de duitse wandelaar die ik in Toledo ontmoet heb en die ook de Camino de Levante blijkt te lopen. Hij heeft het iets sneller gedaan dan ik. Hij heeft dan ook een GPS bij zich, heeft thuis de hele route opgeslagen en ook nog alles met behulp van maps.google uitgeprint.
Bij mij is het af en toe tobben. De bewegwijzering is vaak allerbelabberts. Men slaagt er in om bij een driesprong een pijl zo te zetten dat hij drie kanten opwijst en van herhalingspijlen hebben ze hier nog niet gehoord. Ik loop dus heel veel op kompas, dat gaat goed, omdat op de kaartjes de route redelijk aangegeven staat.
Vannacht geslapen in een sporthal en vanochtend merkte Friedel, helaas, dat zijn GPS het begeven heeft. Maar gelukkig heeft heeft hij ook een kompas bij zich. We lopen afzonderlijk, zien elkaar ‘s avonds. Zolang we hetzelfde tempo houden, tenminste.
Vanochtend half negen, zondag, koffie gedronken in een bar, vol met mannen in allerlei fasen van dronkenschap. Kreeg even de neiging om ook maar even een glaasje van het gele spul waar iedereen zo gelukkig van was, te nemen en de rest van de dag in alcoholische dampen rond te blijven hangen.
Maar ik herkende op tijd de beproeving en bestelde gewoon cafe con leche en werd beloond met een prachtige zomerse dag. Het koren schiet de grond uit, bloesem verschijnt aan de bomen, de was was binnen een uurtje droog.
Elk dorp heeft zijn eigen Castillo, imposante gebouwen, boven op de heuvel.
Vanavond slapen we in de gymzaal van een basisschool.
De kleuterschool staat ernaast en heeft achter elke klas een klein vierkantje ommuurd, een paar vierkante meter, met looptegels en een zandbak. In het muurtje is een rond kijkgat met gaas ervoor, op kleuterhoogte.
Morgen sluit ik de comunidad van La Mancha af en ben even 15 km in de Comunidad van Madrid.

terug naar boven

In Avila - woensdag 18 april

Mijn leesbril in het hostal laten liggen. Ik kan dus niet in mijn aantekeningen kijken, het moet uit het blote hoofd.
Het landschap is totaal veranderd. Gisteren en vandaag over rotsige bergpaadjes geklauterd, vandaag over een pas van 1316 m. De autoweg loopt er gewoon naar toe, met een paar haarspeldbochten, maar het voetpad volgde een beekje, tussen en over rotsen. Struiken en hei. Volkomen stil, behalve het water dan, koeienbellen en de koekoek die in elk dal wel te horen is. Prachtige vergezichten, kleine akkers, terrasbouw. Stenen muurtjes. Her en der staat eem renault-4 of een opvolger en is een boer bezig zijn landje met een hak te bewerken. Stille dorpjes, waar een deur dichtslaat en een paar oude mensen langs de fontein schuifelen. In de supermarkt zit de mevrouw van de kassa bij de open deur de krant te lezen.
De ochtenden zijn het mooist. Blauwe hemel (ook dat is veranderd), dauw.
Gisteren op het einde van de dag met buitengewoon slecht weer aangekomen in San Bartolomé de Pinares, na een schitterende tocht over een bijna kale hoogvlakte waar de Camino een oud veedrijverspad, een Cañada, volgde. Lucht betrekt, regen en wind in recordtempo op orkaansterkte, donderslagen, 10 minuten, dan geleidelijk minder.
Eenmaal aangekomen lopen er mannen de bar uit om me binnen te halen en gaan zelf aan de slag om de man met de sleutels te bellen.
Het werd de wachtkamer van het lokaal medisch centrum. Witte vloeren en muren, kuipstoeltjes langs de muur, rode apparaten om nummertjes te trekken voor de arts en voor de zuster. En maar 1 matras (een gymnastiekmat). Ik loop nog steeds alleen, maar spreek ‘s avonds af met de duitse man, Friedel, die ik in Toledo ontmoet heb.
Tja, dat ene matras, dat kreeg hij, ik heb een zelf een matje van huis meegenomen, hij is ouder (66) en sjouwt vier opladers mee.
Was wel een beetje hard, maar ik heb toch redelijk geslapen en gedroomd.
Vanochtend om acht uur de deur uit, er stonden al twee mensen op de stoep voor de dokter die we nog moesten tegenhouden.
Nu dus in Avila, waar ik twee jaar geleden met Frans geweest ben en eigenlijk het idee van deze tocht ontstaan is. Ik zag een vvv-folder met foto‘s van de Toros de Guisando, dat zijn vier granieten beelden van stieren die uit de 2de eeuw voor Christus stammen en die hier in de buurt staan. Er zou een Camino a Santiago langslopen. Ik ben gaan zoeken en zodoende, twee jaar later....
De stieren staan er inderdaad, op een soort parkeerplek. Gisterochtend zag ik ze, een beetje afgeleid door een jongen en een meisje die net deze plek uitgekozen hadden voor ochtendlijk minnekozen.
Nu ik behalve mijn Pentax voor de langzame fotografie ook een digitale Kodak bij me heb, maak ik ongegeneerd toeristisch kiekjes. Inderdaad, ik bij de Toros de Guisando. En ik bij Cervantes, bij Don Quijote, bij Dulcinea, enz.

Isabel

Avila ligt op een bult in een vlakte, dus donderdag 19 april ga ik eerst omlaag, de stad uit, onder de stadsmuren door, en daarna weer omhoog. Door de rafelranden van de stad: stukje bebouwd, stukje volkstuin, nieuw gaas, verroest gaas, puin en vervallen muurtjes.
Twee dorpen verder, en een doortocht tussen minstens honderd zwarte koeien, ben ik over de heuvelrand en zie dat de bergen voorlopig voorbij zijn. Voor me ligt een uitgestrekte vlakte, weer grootschalig landbouwgebied. De weg, een breed zandpad, daalt langzaam en vóór me kan ik alle dorpen zien waar ik deze dag nog doorheen ga.
De lucht is blauw, het koren groen, het is lekker warm, in marstempo naar beneden.
De infrastructuur is hier, in Castilia y Leon, anders.
In La Mancha lagen de dorpen, redeljk groot en booming, zo‘n 20 tot 30 kilometer uit elkaar en niks daartussen.
Hier is de afstand rond de vijf tot tien kilometer, mooi op loopafstand, en het zijn kleine dorpjes, een handvol huizen rond de kerk en kroeg. Er is niet veel te doen. Niks urbanizaciones, er wordt af en toe een huis bijgezet.
Er staan nog volop oude, lage, witte huizen, vaak vervallen, soms verlaten, soms nog bewoond en her en der hersteld. Een voordeur en kozijnen van aluminium. Golfplaten onder de pannen. Er staat veel te koop. Wie geld heeft, bouwt een nieuw huis: twee verdiepingen, tralies en rolluiken, grint in de tuin, een hond, een groot hek en daarvóór een kort stuk trottoir.
De weg gaat van dorp naar dorp.
Het ene dorp is een onoverzichteljke klontering van huizen rond het plaza en de kerk.
Het andere is een western-dorp: een lange, brede straat met links en rechts de lage gevels van de huizen, de bar, een klein winkeltje. Ik voel me altijd even Gary Cooper als ik begin van de middag, harde schaduwen, over een stoffige weg zo‘n slaperig dorpje binnenloop en de eerste hond begint te blaffen.
Er staan borden dat in 1504 de begrafenisstoet van Isabel la Católica hier langs getrokken is. Ze wordt grondlegger en moeder van Spanje genoemd, had verblijf in het kasteel van Medina del Campo waar ik naar toe ga. Daar is ze gestorven en over deze weg naar Granada gebracht waar ze begraven ligt. Dat moet een wekenlange tocht geweest zijn, in 1504 , wat moet ik me daar bij voorstellen.
We overnachten in de gemeenschapszaal, achter het gemeentehuis.
Het is een grote zaal, met podium, en een nagalm als in een kerk.
We moeten er een tijdje uit als er aerobics is.
We gebruiken de matjes als extra matras. Friedel slaapt in een verwarmd kamertje. Daar moet ik niks van hebben. Ik slaap lekker fris in de zaal, en twaalf rode led-lampjes aan de muur houden de wacht.

Familie - zondag 22 april

Overnachting in een hostal in Arévalo, ‘s ochtends de deur uit en na een halve kilometer weer terug, want ik had mijn routegids tussen de dekens laten liggen. Gelukkig was er al iemand op die de deur kon opendoen.
Vlakte met groene korenvelden. Het lijkt alsof vanaf vandaag beregenen is toegestaan. Overal wordt gesproeid. Bij de put staat een generator, er worden buizen en slangen gekoppeld, ergens in de verte - het gaat om grote afstanden - spuit het water. Uit de dorpen lopen oude mannen met wandelstok een stukje het veld in om te zien of het goed gaat.
Vicente de Palacio ligt te stoven in de middaghitte.
Een deurgordijn beweegt, ik word aangeroepen door twee vrouwen, meteen is er de buurvrouw bij. Zij dragen schorten waar nog de resten van het een en ander op vast is blijven plakken. Achter de vrouwen verschijnt een wat te dikke jongen met oranje bril en de tatouage van een draak onder zijn linkeroor.
Of ik nog wat wil eten, want ze hebben wat over, vraagt de een. Nou nee.
Maar toch wel een appel, vraagt de buurvrouw. Dat wel.
Intussen wordt er gevraagd waar ik vandaan kom en of ik de Camino loop. Ze zijn uitstekend op de hoogte. De route naar Medina wordt uitgelegd. Het is nog twaalf kilometer. Als ik zeg dat dat in de hitte zeker drie uur lopen is, is dat te veel. Voor mijn gemoedsrust wordt de afstand op 9 kilometer vastgesteld.
We nemen hartelijk afscheid van elkaar.
Een eindje verder, in de schaduw van de kerk, ooievaarsnest er boven op, pauzeer ik en eet de appel op.
Het is verder kaal en heet.
Het pad buigt naar de 4-baans autoweg en gaat nu zo‘n 8 tot 9 kilometer naast die autoweg verder naar Medina del Campo. Auto‘s toeteren af en toe. Er passeren een aantal kermiswagens.
Een eindje verder een huis. Opschrift over de hele voorgevel: “(bijna) iedereen welkom, behalve familie”.
Ik maak foto‘s, loop door, hoor even later roepen. Een jongen en een meisje hollen op me toe: of ik koud water wil. Jawel.
Ik ga met ze mee terug naar het huis. Ze wonen in een klein wit huisje ernaast. Het aanrecht is buiten tegen de muur gebouwd en staat vol afwas. Vader is met een hak op het land aan het werken en komt me een hand geven. Hij kent Nederland, “heel groen”, heeft vrachtgereden op Rotterdam.
Ik krijg een glas koud water.
Er liggen een paar honden aan de ketting die blijven blaffen.
Aan mijn vraag hoe het zit met die familie wordt wat lacherig voorbijgegaan.
Ik krijg nog anderhalve liter koud water mee, water uit eigen put.
‘s Avonds drink ik bier met Friedel op een terras op de Plaza. We gaan afscheid nemen. Ik neem een rustdag. Hij doet daar niet aan.
Dit is zijn vijfde Camino-tocht.
De eerste keer is hij vanuit Nürnberg in drie maanden tijd naar Santiago gelopen. Daarna in drie maanden terug. Elke dag heeft hij een ansichtkaart naar huis gestuurd en elke kaart is aangekomen.

Langs de Rio Duero - woensdag 25 april

Siete Iglesias heeft een Albergue, in het gemeentehuis. Maar het is een feestdag, het gemeentehuis is dicht. Ik moet naar de Alguacil (woordenboekje: gerechtsdienaar). Een man die zijn fiets vasthoudt en moeite heeft om tegelijk én te antwoorden én zijn fiets vast te houden - dat is de fiësta - geeft me het adres. Daar in de buurt vind ik een man die engels praat, een tweede die de vader van de Alguacil is en een derde die zijn mobiel pakt en voor me gaat bellen.
De Alquacil is er na vijf minuten, hij maakt het gemeentehuis voor me open. In het gedeelte wat albergue is, staan twee stapelbedden, met blauw-gele gymnastiekmatten als matras. Eén bed ligt vol met toneelkleren (het Passiespel?), er staat een doos schmink. Er is een warme douche, een tafeltje en een stoel.
Als ik nog weg wil om te eten en weer naar binnen wil, moet ik de Alquacil weer bellen, dan maakt hij de deur weer voor me open.
Ik ga inderdaad eten in het wegrestaurant, boven bij de doorgaande weg naar Portugal. Veel trucks.
Net als ik klaar ben, kom er een nederlandse chauffeur naast me zitten.
In Lissabon waren er geen files, in Nederland is het te vol, die lui in Den Haag bedonderen ons.
Ik heb mijn toetje al op, gelukkig.
Het gemeentehuis is uit 1879. ‘s Nachts kraakt er van alles, ik herinner me spookverhalen, maar slaap goed.
De volgende twee dagen loop ik parallel aan de rivier de Duero. Eerst op afstand. De route kruist watertjes die naar de rivier lopen en die diep in het landschap weggestopt zijn, zodat er onverwacht korte steile afdalingen en steigingen zijn. Het maakt het lopen wel prettig.
Bij Villafranca del Duero kom ik bij de rivier en eet wat op een picknickplek aan het water. Het is een vakantierivier: breed, laaghangende takken vanaf de oever, platte rotsen waar het water omheenspoelt.
De route volgt een vlakke zandweg in de buurt van de rivier. Het is erg rustig. Er staan populieren die wat ritselen, er loopt water door de irrigatiekanalen. Het is warm.
Ik kom aan in Toro en zou daar volgens het boekje in een klooster kunnen overnachten. Geen klooster of kerk weet er van en na veel te lang rondlopen kom ik in een hostal terecht. Dat was gisteren.

Vandaag, woensdag 25 april
Ik sta om 6 uur op, om zeven uur op pad, de mevrouw van het hostal moet er voor uit bed.
Om vijf over zeven begint het te regenen en het houdt niet meer op. Weer vlakke weg langs de rivier. Grijze lucht, onophoudelijk regen. Poncho aan, gelukkig waait het niet. Is Nederland ook zo groen?
Om vier uur kom ik aan in Zamora. Daarmee heb ik kontakt gemaakt met de Via de la Plata die ik 2 jaar geleden gelopen heb. Vanaf nu loop ik, na ruim 750 km, de laatste 400 km op bekend terrein.

terug naar boven

Ruta da Prata

Veel dagen en kilometers verder.
Een buitengewoon trage computer, hier in het internetcafé in Orense. Als dat maar goed gaat.
Ik ben nu op zo‘n honderd kilometer afstand van Santiago. Komende zaterdag, 12 mei, hoop ik aan te komen. De donderdag daarna, 17 mei, wil ik de zee van Fisterre zien, de Atlantische Oceaan, en dan heb ik oost en west met mijn voetstappen aan elkaar geknoopt (tot nu toe nog geen meter gesmokkeld).
De Camino de Levante is volledig verdwenen, opgeslokt door de Via de la Plata die in Sevilla begint, of zoals ze hier in Galicië zeggen: de Ruta da Prata (Jacob heet hier ook Xacob, even wennen).
De Via de la Plata is wel een projekt waar veel geld en energie naar toe gaat.
De bewegwijzering is duidelijk veel beter, er zijn veel meer en betere overnachtingsmogelijkheden voor de pelgrim. Dat betekent nauwelijks frustratie meer over het vinden van de route en elke dag de zekerheid dat er een echt bed is.
In de provincie Zamora is er bij de ingang van elk dorp een grote steen gezet, met een gebeitelde tekst, waarin de speciale betekenis van dit dorp voor de Ruta uiteengezet wordt. Het lijkt wat overdreven, maar het betekent toch wel dat men moeite doet om de route een historische en spirituele achtergrond te geven.
In Galicië heeft de Xunta - de regering van de deelstaat - een aantal herbergen gebouwd. Deze zijn gratis.
Er wordt op de weg ook het een en ander gerestaureerd: een romeinse brug, een oude bestrating. Het concept Ruta de la Plata helpt ook om europees geld los te krijgen voor grotere restauraties in stads- of dorpskernen.

Xacob en de anderen - maandag 7 mei

Het de Via de la Plata zijn ook de medepelgrims verschenen.
De eerste was Jurgen, een duitse man, net als ik in rode regenponcho, die ik in het open veld al van ver zag aankomen, en die langzaam maar zeker op me inliep.
We aten samen een bocadillo op een dorpsbankje.
- Waar kom je vandaan? (welke taal gaan we spreken?)
- Waar ben je begonnen?
- Heb je ook slecht weer gehad?
- Tot hoelang loop je morgen?
- Wanneer wil je aankomen?
In een hoek van het dorpsplein loopt een echtpaar even in beeld. Het zijn Sepp (72) en Gretl (69) uit Oostenrijk. Je ziet ze nu nauwelijks, maar let op, er gebeuren bijzondere dingen.
Het wordt die dag pokkenweer. Er waait een stevige koude wind, we lopen onbeschut door open veld en ‘s middags begint het te hozen en dat houdt niet meer op. Water op de weg, modder, blubber. Druipende poncho, kleren daaronder worden langzaam klam en nat, koud water in de schoenen.
Een vrolijk Hello uit een hooiberg waar het echtpaar Nick (Amerikaan, met italiaanse voorouders) en Conche (spaans, uit Sevilla) een droge plek gevonden heeft.
De Albergue is in Riego del Campo, een dorp waar de stal voor het vee midden in het dorp is, schapenpoep en koeienstront op het beton van de straat.
Jurgen is er al en demonstreert hoe hij met een pas gekochte reisföhn schoenen en sokken droog krijgt.
Jacob komt uit de douche. Nederlandse man, gehandicapt door de gevolgen van een verstopping in de halsslagader, vast van plan om na de Camino Francés ook de Via de la Plata te halen.
Even wennen voor me, zoveel mensen tegelijk.
Gelukkig kan ik een kamertje voor me alleen organiseren en kan ik zo de contacten overzichtelijk houden.
Aan de snelweg ligt bar Pepe, een beetje vervallen aan de buitenkant, maar het interieur kan nog een hele tijd mee. Er kan gegeten worden, dan doen we, 7 pelgrims om half negen, we zijn de enige klanten.
De volgende ochtend ook ontbijt bij Pepe, koffie en zoete broodjes.
Jacob, die zijn rechterarm niet kan gebruiken en geen spaans spreekt, krijgt een briefje mee, waarop in het spaans gevraagd wordt hem te helpen bij het smeren van het brood.
De dochter van de waardin maakt met haar telefoon foto‘s van de rugzakken. Als ze klaar is met school, wil ze ook naar Santiago. Moeder heeft haar bedenkingen.
We vertrekken, door het ontbijt min of meer als groep.
Ik loop een stuk met Jacop op. Hij is een gelovig man die op de Ruta de la Plata het bidden mist. Op de Camino Francés waren de kerken open en kwam het regelmatig voor dat mensen spontaan met elkaar in gebed gingen.
Na een paar kilometer moeten er beslissingen genomen worden: linksaf via Orense of rechtdoor via Astorga.
Het oostenrijks echtpaar beslist ter plekke dat het naar links gaat. Jacob gaat rechtdoor, hij is de enige, maar hij moet wel, de andere route is te zwaar voor hem.
Hij zegt dat hij vóór Salamanca al met een ambulance van een helling gehaald moest worden.
We zwaaien hem na, dapper in zijn eentje naar het noorden.
En zo verschijnen de mensen en verdwijnen ze weer.
De Camino, het leven zelf, net wat u zegt.<

terug naar boven

Aankomst - zondag 13 mei

Mijn derde aankomst in Santiago, gisteren 12 mei.
De Koninklijke Weg ligt er al een tijdje, is misschien ooit een beetje vergeten. De asfaltweg ligt verderop. Oude keien als bestrating, kippen op de weg, een paar plassen water. Ik wil een foto maken, even wachten tot die auto voorbij is.
Spetter!!!
Ik loop Santiago binnen met een broek alsof ik net niet de wc gehaald heb.
Het droogt redelijk snel op, gelukkig.
Het binnenlopen, einde tocht (nog niet helemaal), is een gek gevoel wat ik niet goed onder woorden kan brengen.
‘s Ochtends vertrokken uit de albergue van Vedra, twee belgen en een duitser voor me, een spaanse fietster na me die me halverwege inhaalt.
Het is heel rustig wandelweer. Een beetje mistig, vochtig weer wat nauwelijks opklaart. Een zandpad door eucalyptusbossen.
In mijn eentje om acht uur ‘s ochtends door een volkomen stil landschap lopen, dat zit er in Nederland niet meer in.
De weg wordt asfalt tussen en her en der verspreid staande huizen, model “Mijn Kasteeltje’.
Ik kan niet goed meer tegen de honden. Achter elk hek word je aangeblaft alsof je staatsvijand nr 1 bent. Hou meer ketting en hek er is, hoe minder de beesten het nodig vinden vinden zichzelf in bedwang te houden. Om de paar meter maximale agressie omdat jij het bent. De klodders spuug vliegen je om de oren. Bij wijze van spreken dan, meestal.
Nog geen koffie gedronken, maakt me extra prikkelbaar, en het duurt even voor ik een bar vind. Misschien ben ik na al die dagen ook wel meer moe dan ik wil weten. Ik zie een keer een pijl over het hoofd, moet terugkeren, een aardige jongen op een fiets helpt me verder.
Onder de autoweg van Santiago door, er ligt een enorme berg ijzerhandel, bijna zo hoog als het viaduct zelf. Het levert beeldrijm op met de nieuwe architectuur die een eind verderop op de heuvels neergezet is.
Steeds meer mensen om me heen, open landschap wordt stad. Ook zonder die natte broek voel ik me nu een rare verschijning worden, ook al is het Santiago.
Ik loop om twee uur de kathedraal in. Wat gaan die laatste meters snel. Ik ga zitten, het duurt een twintig minuten voor ik echt helemaal aangekomen ben.
Weer buiten, een meneer wil wel een foto van me maken.
Oorkonde ophalen bij het pelgrimsbureau.
Sms-en krijgen en versturen.
Een slaapplaats regelen. Ik probeer een paar hostals, had dat natuurlijk veel eerder moeten regelen, en kom uiteindelijk in Albergue Acuario (Aquarius) terecht (het Seminarie is gesloten wegens verbouwing, heb ik gehoord).
Een feest der herkenning: de jaren zestig. Kralenkettingen op een oranje muur, doeken aan het plafond, papieren lampen die een zacht licht verspreiden. Zoete geuren, jacobsschelpen, een heel klein boeddhabeeldje.
Ik ga op bed liggen en dommel weg met de Beatles, Simon en Garfunkel en eindeloze ierse folksongs die de buitengewoon aardige hospitalero draait.
‘s Avonds, het is er weer: een gratis klassiek concert, in een kleine neo-klassieke kerk, deze keer orgelmuziek van mij onbekende spaanse componisten uit de barok.
De aardige mevrouw die de inleiding houdt blijkt de organiste zelf te zijn. Na afloop laat ze zich nog even boven bij de balustrade zien, bloemen in haar hand, en betrekt met een handgebaar ook het orgel in het applaus.
Op de terugweg negeer ik een kroeg met levende doedelzak en trommel en een rockband op een pleintje.
Wel even een internetcafé in, mail checken.
Als ik weer buitenkom, is het donker en plenst de regen.
In Acuario is het druk en nog erg gezellig.
Vandaag rustdag, morgen de laatste kilometers.

De oude man en de zee - zondag 20 mei

Ongeveer een week geleden, maandagochtend 14 mei, liep ik Santiago uit.
Een smal stijgend pad naar een plek met een mooie terugblik op de stad: de torens en het reuzenrad (want het was kermis), fraai in het tegenlicht van de opgaande zon.
Daarna klimmen en dalen, afwisselend eucalyptusbossen, dorpjes en huizen verspreid tegen de heuvels aangebouwd.
Er rijdt een geluidswagen een eindje verderop: een opgewekt muziekje, een energieke stem, dat moet de politiek zijn. Op 27 mei zijn er verkiezingen voor burgemeester en gemeenteraad. Er zijn overal affiches, ik zie alleen landelijke en regionale partijen. De hoofden verschillen per regio en stad, de tekst is overal hetzelfde. In Gallicië timmert het BNG flink aan de weg, Bloque Nationalista Galego. De naam roept vragen bij me op, maar ik ken de standpunten en de praktijken van de partij niet, op de posters zijn het allemaal buitengewoon aardige mensen.
De eerste dag is ruim dertig kilometer lang en eindigt in Negreira, een plaatsje met een lange geschiedenis, en nu ruim 2000 inwoners. Hemingway heeft het nog gebruikt in een van zijn boeken.
Ik kom tegen vieren aan, loop het stadje door, een heuvel op, daar is de albergue, mudvol.
Boven zijn alle bedden bezet, en beneden staat het vol met rugzakken en matrassen die allemaal gereserveerd zijn. De hospitalero zegt dat ze om acht uur terug komt en dan een kamer open maakt waar nog vier bedden staan en nog een paar matrssen zijn. Ze zal dan plaatsen toewijzen en ze vraagt er begrip voor dat mensen op leeftijd zoals die meneer daar - ze kijkt naar mij - dan voorrang hebben.
Goed, leeftijdsdiscriminatie, ik zal er deze keer geen punt van maken.
Tenminste, na nog even goed rondgekeken te hebben, wil ik helemaal niet in het pakhuis slapen en ga terug, op zoek naar een hostal. Tegen de stroom in, want nog altijd komen er vermoeide pelgrims de heuvel opsjokken met in hun ogen de hoopvolle blik van: “het was wel ver vandaag, maar dadelijk is het voorbij”.
Ik vind een hostal dat in de loop van de middag vol raakt, net zoals het hotel een straat verderop.

De volgende dag is de albergue in Olveiroa, een plaatsje van niks.
Je kunt je er bijna niet aan onttrekken, een wat gejaagde sfeer, ik wil vanavond wel in een bed slapen.
Sommige mensen maken een omweg om in een gereserveerd hotel te kunnen slapen.
De albergue blijkt echter flink uitgebreid te zijn, er is (net) plek voor iedereen. Ik slaap boven in de oude koeienstal. Het stinkt, maar dat doet het in het hele dorp. Pelgrimsbedrijf en boerenbedrijf zijn nog in evenwicht met elkaar, maar een van de huizen is al omgebouwd tot pension en restaurant.
Een dorpeling zoekt een praatje, hij vertelt met trots dat er ‘s zomers wel eens meer dan honderd pelgrims overnachten, ze liggen dan zelfs buiten op de grasveldjes. Hij spreekt een beetje duits, heeft in Duitsland gewerkt en is teruggekeerd. De jonge mensen van tegenwoordig gaan naar Madrid of Barcelona, hier is geen werk.

De derde dag: zou een mooie route moeten zijn, boven over de heuvels, met de eerste uitzichten op zee.
Het is bewolkt en fris. Ik loop langs zwartgeblakerde grond, waar af en toe nog zwarte stronken en resten van bomen uit steken. Gevolg van bosbranden. Een buitengewoon treurig gezicht.
Donkere heuvels in de verte, daartussen het eerste stukje zee, grijs zoals de lucht.
Vlak bij Cee breken de wolken, de hemel wordt blauw en dan een prachtig panoramisch overzicht over de baai en de bergen. In de verte is de vuurtoren van Fisterra al te zien.
Het is te halen, diezelfde dag, maar ik wil &lsqou;s ochtend aankomen, dus eerst nog een nacht in een albergue, in Corcubión, een zestal kilometers vóór Fisterra.
De albergue heeft 14 bedden. Ik kom als nummer 15 aan en wordt streng de deur gewezen. “Vol, meer dan 14 mag niet van de verzekering”.
Een spaanse man met steeds twee vrouwen bij zich die mij konsekwent in het engels en met George aanspreekt, begint binnen een diskussie met de hospitalero.
Het helpt.
De hospitalero komt naar buiten: “Waar is die oude man die in zijn eentje van Valencia is komen lopen?”
De hospitalero heet Judy, een kordate engelse, met ook een mooie leeftijd, die samen met haar spaanse man, een tijdje de herberg runt. Ze maken zelf de avondmaaltijd klaar, salade en linzensoep.
Tijdens het eten vliegt er laag een groot driemotorig propellervliegtuig over, een blustoestel. Er is geen brand. Judy vertelt dat dit de gemeenteraadverkiezingen zijn, het gemeentebestuur laat zien wat het allemaal voor elkaar gekregen heeft.
Ze zegt ook dat de bosbranden vaak aangestoken worden - “hier niet, hoor” - omdat er aan landbouwgrond of een golfterrein meer verdiend kan worden.
‘s Ochtends wordt er gregoriaanse muziek opgezet en is er een spaans ontbijt, koffie met warme melk, geroosterd brood en jam.
Ik vertrek voor de laatste kilometers. Het is stralend weer.
Stukje naar beneden, waar huizen staan, weer omhoog door een stuk bos, links steeds de baai tussen de bomen. Uiteindelijk omlaag, asfaltweg oversteken, daar is het strand en daar is het pas echt: ik zie, ruik, voel en hoort het.
Zand en water, ik doe mijn schoenen uit voor de laatste twee kilometers.

Onderdak in Hospidaje Lopéz, een kamer met ver uitzicht over haven en zee. Gekrijs van meeuwen.
Ik ben net voor zonsondergang bij de vuurtoren. Het is niet zo druk als ik verwacht had en stil genoeg. Als de zon weg is, worden er op verschillende plekken vuurtjes gemaakt: oude pelgrimstraditie, kleren verbranden, maar het moderne spul blijkt moeilijk in de fik te krijgen. Als de foto gemaakt is, is het verder ook wel goed.
In het donker de terugweg naar beneden.

terug naar boven